Verkenner 3

Jan Willem van der Schans onderzoekt de economische en sociale kanten van de verduurzaming van ons voedselsysteem. Hij werkt zowel beschouwend als actiegericht. Hij richt zich op lange ketens (reguliere supermarkten), korte ketens (bijv. streek initiatieven) en super korte ketens: stadslandbouw. Hij is ook geïntrigeerd door de ruimtelijke inpassing van duurzame landbouw, waarbij we lijken te gaan van een beweging ‘’ver weg van de stad’’ naar een beweging ‘’terug dichterbij de stad’’. Wat betekent dit voor de rol van de consument, verandert die inderdaad van (onwetende) verbruiker tot (betrokken) mede-producent?

De beste slager en het succes van de mais

Ik ben euforisch en niet alleen omdat ik niet gegeten heb! Bij veel van de verkenners die mij voorgingen proef ik teleurstelling over de geringe eetbaarheid van dit landschap. Ik kom uit Rotterdam, kom uit de stad, en landbouw is van oudsher een stedelijke activiteit. Er waren handelsknooppunten, men betaalde elkaar uit in levende have en zaden en deze werden opgeslagen. Hier ontstond de landbouw uit. Als dat zo is, denk ik “hier, rondom Diepenheim, wordt ons vlees en zuivel geproduceerd” en daar wordt ik euforisch van want die ruimte is er bij ons in de Randstad niet. De meeste andere verkenners probeerden ook een direct verband te leggen tussen het voedsel wat ze zochten en de ervaring van het landschap. Maar vanuit de stad gezien is de productie van belang, het landschap zelf blijft onbekend.

Op zoek naar lokale economische verbanden tussen producenten en consumenten vond ik de slager in Diepenheim. Een slager die nog zelf slacht. Hij nam me mee naar achter en liet me daar het rund zien dat hij vanochtend had doodgeschoten. Vers aan de haak! Zijn cranberrypaté is de beste in Nederland. Die zit nu in mijn tas. Alleen, hij neemt het vee niet af uit de buurt. Te wisselend van kwaliteit zegt hij. De lokale cafetaria zegt deels te werken met lokale en verantwoorde producten. Herman den Blijker heeft hen op het spoor gezet. Het publiek rond Diepenheim zou er op zitten wachten. In de zomer verkopen de biologische kroketten wel, maar in de winter is het knap lastig. In het huisjespark hier vlakbij sprak ik een biologe uit Zoetermeer, maar ze vindt juist ook de cultuur in het landschap zo aantrekkelijk, naast de natuur. Ze heeft allerlei adresjes in de regio waar ze lokale  producten koopt zoals kaas en brood. Zo vloeit er toch iets terug  in de regionale economie. En dan was ik nog bij een van de melkveehouders hier. Ik heb twee liter melk gekocht, vers uit de tank. Dat doet niemand hier in het gebied. Behalve op zijn eigen keukentafel komt de melk bij Campina die er poeder van maakt. Waar de poeder heen gaat weet hij niet. Ik heb de melk van de boer gekocht voor een euro per liter, dit mag dan een kunstproject zijn, ik wil de boer duidelijk maken dat hij door rechtstreekse verkoop ook meer er aan kan verdienen. Ik vind dat boeren wel wat pro-actiever kunnen zijn en meer toegankelijk. Ze krijgen een boel subsidie die ook ik als stedeling betaal!

Maar ik ben blij te zien dat mijn eten in een kleinschalig landschap wordt gemaakt. Dat kan dus! Van Michael Pollan heb ik geleerd dat mais het meest succesvolle gewas is dat in symbiose met de mens de wereld heeft veroverd. En hier in dit landschap, om elke bocht, zie je mais. Fantastisch, wat een succes! Ik ben euforisch! Alhoewel, als we tijdens en na het eten onze ervaringen met elkaar bespreken begint het besef weer door te dringen dat het met mais als monocultuur met de bodemvruchtbaarheid waarschijnlijk beroerd is gesteld.

Essay Jan Willem van der Schans
Naar aanleiding van deze verkenning heeft Jan Willem een essay geschreven over zijn bevindingen van die dag. Om het essay te lezen kunt u hier klikken.