Weet je uitzicht: een proeve van artistiek onderzoek

Toen op een zeker moment doordrong wat de werkelijke betekenis van Eet je uitzicht zou kunnen zijn, namelijk het zichtbaar maken van de — verbroken — relatie tussen dat wat je buiten jezelf ziet en de eetbaarheid daarvan, toonde de wereld zich op slag anders. Opeens is de seringenboom in de tuin niet meer alleen een plant die ons met haar geuren tracht te verleiden, maar is het heel goed mogelijk dat ze ons feitelijk oproept haar daadwerkelijk te verslinden.  Ook de enorm grote bladeren van de plataan in de voortuin zien er sindsdien uit alsof ze als dienblad van maaltijden willen gaan dienen. De groene werkelijkheid van de dagelijkse omgeving blijkt een potentieel grotere eetbaarheid te hebben dan we eerst vermoedden, hoewel mijn verbeelding met deze voorbeelden aanvankelijk wat op hol slaat in de richting van de natuur zoals we die allemaal kennen van Walt Disney. En dat is eigenlijk niet zo raar. Want het gaat om de verhouding van ons met de natuur en daarover is al heel veel gefantaseerd. Eet je uitzicht voegt hier een nieuwe, meer serieuze dimensie aan toe en probeert deze relatie opnieuw te denken door de eetbaarheid van wat we zien als uitgangspunt te nemen.

Plaats van handeling is de landelijke omgeving en niet de urbane omgeving die nu oud-industriële complexen of verlaten kantoorgebouwen omtovert tot stadsboerderijen. Het gaat juist om de omgeving die we altijd als groen hebben gezien en daarom ook vaak positief benaderen. Maar is dat wel terecht? Inzet van Eet je uitzicht is ons daarin andere dingen te laten ervaren en verder door te dringen in datgene wat we concreet voor ons zien. Wat levert zo’n nieuwe ervaringslaag eigenlijk op? Is een dergelijke ‘nieuwe’ blikrichting misschien niet de zoveelste vermomming van onze voortdurende hang naar nog meer authenticiteit, naar het zogenaamde zuivere verband tussen de dingen, met name in de natuurlijke omgeving? Is het de verleiding van landschappelijke nostalgie? Zijn er in onze waarneming zaken die alleen maar tot ons bewustzijn kunnen doordringen tot of op een bepaald niveau en met een bepaalde betekenis? Dingen die bijvoorbeeld alleen maar thuis horen in een esthetisch bewustzijn zoals het zien van mooie groene weiden en prachtige herfstooien? Of alleen verbonden worden met een instrumenteel bewustzijn zoals dat koeien gras eten, melk produceren en vlees leveren?

De opzet om in Eet je uitzicht experts met verschillende waarnemingshorizonnen uit te nodigen om plaatselijk onderzoek te laten doen naar de eetbaarheid van wat hen in het gezicht komt, is daarom een interessant vertrekpunt. Het is een open, empirische benadering waarin vanuit specifieke kenniskaders ‘blote’ observaties worden gedaan door biologen, landschapsarchitecten, landschapsontwikkelaars, kunstenaars en zelfs de genie. De dingen die ze bekijken kunnen planten zijn en ook dieren. Allemaal hebben ze in bijeenkomsten uitgebreid en soms heel gedetailleerd gerapporteerd over hun bevindingen, maar hoe kan er een nieuwe ervaringslaag ontstaan en wie ‘ontvangt’ die eigenlijk? Een bioloog zal immers niet erg verbaasd zijn over de observaties van een andere bioloog; zij spreken elkaars taal. Dit geldt ook voor de militaire verkenner die altijd al met collega’s in gesprek is over de overleefbaarheid van een bepaald gebied. Hoewel de diverse specialisten onderling eventueel nog wel door elkaar verrast kunnen worden, wordt in het hele project eigenlijk maar één ideale toehoorder voorondersteld en dat is de niet-gespecialiseerde leek die de ervaringen en verhalen van alle specialisten aanhoort en daarover zijn oordeel vormt. Van alle gebieden heeft hij wel enige kennis, maar kundig is hij in de meeste gebieden meestal niet. Hij wordt nu echter – door middel van dit kunstproject — in staat gesteld zelf diverse lagen c.q. gebieden met elkaar te verbinden en ontvankelijk te worden voor een nieuwe ervaring. Hij wordt in staat gesteld om vanuit deze verslagen nieuwe kennis op te bouwen die gaat over de potentiele eetbaarheid van zijn eigen omgeving. Hij kijkt of ervaart de dingen anders dan voorheen en dat is altijd de taak van kunst geweest. Het was tenslotte de schilderkunst die voor ons de visuele vorm ‘landschap’ (we zouden nu zeggen ‘format’) heeft uitgevonden. Via Eet je uitzicht kijken we daar opnieuw naar. Maar hoe precies?

Hoe wordt de leek – of het publiek in het algemeen — daartoe uitgedaagd? Deze vraag beantwoorden is van belang omdat het licht werpt op het specifieke kunstkarakter van dit project. De uitdaging is dat het publiek en ook de andere deelnemers op een speciale manier gesitueerd worden, net zoals zij voor een landschapsschilderij geplaatst worden, maar nu met een ander soort vraag. Een artistiek onderzoek hanteert vraagstellingen die niet alleen op artistiek-esthetische wijze worden beantwoord zoals bv. in dit project tot uitdrukking kwam in de uitstalling van de gevonden planten, het speciaal vormgegeven diner en de geïmproviseerde keuken, kortom in de vormgeving van het gehele project, maar het kreeg tevens een vertaling in discursieve betogen die daar onderdeel vanuit maken. Deze betogen komen voort uit vragen die gesteld zijn vanuit een artistiek kader. Hierin staat de vraag centraal hoe wij tegen onze omgeving aan kijken, wat we eigenlijk zien, kortom welke zintuiglijke waarnemingen (aesthesis) we doen en welke kennis daarin mogelijk verborgen zit. Dit is een heel andere benadering dan die uit de koker van een projectbureau, een wetenschappelijke instelling of bv. een landbouworganisatie of gemeente c.q. provincie zou voortkomen.[1] Bovendien zou de analyse van het landschap op een heel andere wijze beantwoord worden. De keuze van de verkenners, de aankleding, de schikking van de mensen en de dingen, de berichtgeving, de context (Kunstvereniging Diepenheim), het publiek en de verslaglegging zijn artistiek ‘opgeladen’ en krijgen daarin ook hun betekenis en waarde. De door deelnemers ingebrachte (wetenschappelijke) kennis wordt in een esthetisch verband geplaatst en krijgt in deze samenhang bijgevolg een andere betekenis omdat zij onderdeel wordt van een ander discours. De regie van het hele proces is en blijft in handen van kunstenaars, die, als maakten zij een klassiek kunstwerk, de hele compositie, kleurstelling en lijnvoering van het geheel in de hand houden en telkens (bij-) sturen en dat geldt ook voor de discussies. Het discursieve deel van het onderzoek, het met elkaar spreken en disputeren — het theoretiseren kortom — is het publiek worden van overwegingen en denkbeelden die samenhangen met de problematiek van de al dan niet eetbare zichtbaarheid. Het is daarmee dat deel van de kunst dat zich naast de artistieke vorm nadrukkelijk tot het publiek richt en op een bepaalde manier van weten gericht is. In deze publieke confrontatie komt nieuwe kennis tot stand die voortkomt uit de artistieke context en alleen daar tot stand kan komen omdat de empirische ervaringen van de specialisten binnen het kader van de kunst ‘gedrongen’ worden, het artistieke onderzoek.

De kunstcontext laat het publiek dus via deze vorm van onderzoek ervaren op welke verschillende wijzen zaken die de natuur betreffen altijd in bepaalde kaders geplaatst worden en hoe ze daarin functioneren, en daarbij ook andere dingen uitsluiten (het zevenblad blijkt heerlijk als salade te zijn, maar als we die allemaal gaan eten zal de fabrikant van onkruidbestrijdingsmiddelen van zijn dagelijks brood beroofd worden…). De nieuwe kenniservaring – die van het besef van de potentiele (on-) eetbaarheid – functioneert met betrekking tot al de genoemde kennisgebieden als een overgrijpende en kritische instantie die de kaders of uitgangspunten daarvan zichtbaar maakt en de vaak eenzijdige maar ook waardevolle inzichten openbaart. Uit het geheel van invalshoeken om naar de natuur te kijken trekt het publiek zijn conclusies en begeeft zich daarmee in een nieuwe constellatie van ideeën over zijn eigen betrekking met de natuur. Dit nieuwe inzicht verandert onze omgeving en onze kijk. Eet je uitzicht onthult via het artistieke onderzoek de verborgen hermeneutiek die in al deze kennis- of ervaringsdomeinen aanwezig is en gehanteerd wordt. Het project laat ons zien en ervaren – esthetisch in de oorspronkelijke betekenis van waarneming — hoe wij de wereld ook kunnen zien en interpreteren. Ons weten wordt daarmee verrijkt. En de seringenboom hoeven we niet op te eten.

Peter Sonderen

Lector Theorie in de kunsten

ArtEZ Hogeschool voor de kunsten

 


[1] Zo is het project wel ooit begonnen, maar de vraagstelling van de landbouworganisatie LTO Noord was te instrumenteel: welke producten kunnen we aan de man gaan brengen in onze regio?